Je bent niet gemaakt om te lijden, je bent echt heel slecht in lijden. Je raakt haast verlamd. Je lijf stopt ermee, je kan niet eten, niet meer slapen, niet meer lopen, je kan niet meer praten. Je huilt en huilt en huilt. Als iemand tegen je praat kijk je ze aan van….(wat wil je)….. Het enige waar je aan denkt is je ellende. Je hebt totaal geen interesse meer voor zonsopgang of een zonsondergang, de maan, rust – rust is net zo pijnlijk als wanneer je bij iemand bent. Verschrikkelijk. Je bent er gewoon niet voor gemaakt.
Maar genieten! Waauw… Je straalt. Je ziet een piepklein bloemetje, ik bedoel piep maar dan ook piepklein, en je zegt: “Waauw!” Je ziet de zon en je zegt: “Waauw, wat mooi!” Als je alleen bent voel je je voldaan. En als er iemand bij je is, wil je alleen daarover praten, over hoe mooi het is. Je wilt zingen, ook al kun je niet zingen. En misschien rollen er tranen uit je ogen, maar je veegt je tranen niet weg, het maakt je niet uit.
Als jij op die plek wil zijn, als je gelukkig wil zijn, tevreden wil zijn, kan je dat heel goed. In al het andere ben je feitelijk slecht.